Kloosters en valleien
Het schemert nog, wanneer de eerste mantra's klinken in het Thiksey klooster. Het gebed van de monniken zoemt zwaar en monotoon door de Indus vallei. Ze verbreken de stilte die normaal in dit gebied heerst. Hoog in de bergen, aan de rand van de Himalaya en op de grens met Tibet ligt de meest afgelegen regio van India. Alles is hier anders. Zelfs de lucht. De 5.360 meter hoge Chang La Pass, een van de hoogste bergpassen ter wereld, gaat in november dicht: onbegaanbaar door sneeuw en ijs. Venijnig wervelt de wind over Pangong Lake en scherp snijdt ze door de Nubra vallei dat duizenden meters hoog ligt. Omringd door immense bergtoppen staat dit diepe dal in juni volledig in bloei.
De natuur heeft dit gebied in haar greep, zo valt te lezen op de verweerde gezichten van hen die permanent in deze streek wonen. In de kleine dorpen, of in een van de vele kloosters. Zoals het uitbundig gedecoreerde Hemis klooster. Ieder jaar organiseren monniken in juni een groot religieus festival. Ook in het Lamayuru klooster uit de elfde eeuw zijn regelmatig festiviteiten. Het complex, strak langs de kant van de weg tegen een bergwand geplakt, is zeker een stop waard. Behalve monniken wonen hier ook veel Tibetanen. In de loop der jaren zochten zij een veilig heenkomen, hun cultuur en traditionele ambachten namen ze met zich mee. Ook hun religie waait door dit gebied: het geratel van ronddraaiende gebedsmolens is hier een vertrouwd geluid.